Eindtermen: Een reis door de tijd

Muzische vorming

Beeld

De leerlingen kunnen 

1.2   door betasten en voelen (tactiel), door kijken en zien (visueel) impressies opdoen, verwerken en erover praten.

1.3   beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren en er kritisch tegenover staan.

Drama

De leerlingen kunnen 

3.1*   genieten van een gevarieerd aanbod van voor hen bestemde culturele activiteiten.

3.3.    geconcentreerd luisteren naar een gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en die mondeling, schriftelijk, beeldend of dramatisch weergeven.

Media

5.2   ervaren dat een visueel beeld al dan niet vergezeld van een nieuw geluid steeds een nieuwe werkelijkheid kan oproepen.

Attitudes

De leerlingen kunnen 

6.1*   blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken.

6.5*   respect betonen voor uitingen van leeftijdgenoten, behorend tot eigen en andere culturen.

Nederlands

Spreken

De leerlingen kunnen  (verwerkingsniveau = structureren) het gepaste taalregister hanteren als ze:

2.5  vragen van de leerkracht in verband met een behandeld onderwerp beantwoorden;

4.8* De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes:

  • luister-, spreek-, lees- en schrijfbereidheid;
  • plezier in luisteren, spreken, lezen en schrijven;
  • bereidheid tot nadenken over het eigen luister-, spreek-, lees- en schrijfgedrag;
  • bereidheid tot het naleven van luister-, spreek-, lees- en schrijfconventies;

Mens en Maatschappij

1. Mens

Ik en mezelf

De leerlingen

1.1*  drukken in een niet-conflictgeladen situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uit. 

Ik en de anderen: in groep

De leerlingen

1.7*  hebben aandacht voor de onuitgesproken regels die de interacties binnen een groep typeren en zijn bereid er rekening mee te houden. 

Historische tijd

De leerlingen

3.5  kunnen belangrijke gebeurtenissen of ervaringen uit eigen leven chronologisch ordenen en indelen in periodes. Ze kunnen daarvoor eigen indelingscriteria vinden.

3.7  kennen de grote periodes uit de geschiedenis en ze kunnen duidelijke historische elementen in hun omgeving en belangrijke historische figuren en gebeurtenissen waarmee ze kennis maken, situeren in de juiste tijdsperiode aan de hand van een tijdband.

3.8  kunnen aan de hand van een voorbeeld illustreren dat een actuele toestand, die voor kinderen herkenbaar is, en die door de geschiedenis beïnvloed werd, vroeger anders was en in de loop der tijden evolueert.

3.9*  tonen belangstelling voor het verleden, heden en de toekomst, hier en elders.

Sociale vaardigheden

Domein relatiewijzen

1.2   De leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering opbrengen.

1.3   De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders.

1.4   De leerlingen kunnen hulp vragen en zich laten helpen.

1.5   De leerlingen kunnen bij groepstaken leiding geven en onder leiding van een medeleerling meewerken.

1.7   De leerlingen kunnen zich weerbaar opstellen naar leeftijdgenoten en volwassenen toe door signalen te geven die voor anderen begrijpelijk en aanvaardbaar zijn.

Domein gespreksconventies

2. De leerlingen kunnen in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven.

Domein samenwerking

3. De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine.