Eindtermen: Sporen van de Oudheid

A-stroom 1ste graad

--> Historisch bewustzijn

Historische fenomenen situeren in een historisch referentiekader.

8.1

De leerlingen onderbouwen een historisch referentiekader met structuurbegrippen, scharnierpunten en kenmerken van een periode.

8.6

De leerlingen vullen aan de hand van historische bronnen en vanuit een historische vraag op beargumenteerde wijze historische beeldvorming aan.

8.8

De leerlingen lichten binnen een gegeven probleemstelling de invloed van hun eigen standplaatsgebondenheid en die van anderen op historische beeldvorming toe.

8.9

De leerlingen illustreren hoe mythevorming rond historische fenomenen historische beeldvorming vervormt.

 

--> Cultureel bewustzijn

Uitingen van kunst en cultuur waarnemen en conceptualiseren.

16.1

De leerlingen erkennen het belang van waargenomen kunst- en cultuuruitingen voor zichzelf en hun eigen leefwereld. (attitudinaal)

16.2

De leerlingen onderscheiden via waarnemingen van kunst- en cultuuruitingen het zintuiglijk waarneembare, de bedoelingen en het onderwerp ervan.

16.3

De leerlingen beschrijven aan de hand van aangereikte criteria de interactie tussen het zintuiglijk waarneembare, de bedoelingen en het onderwerp van kunst- en cultuuruitingen.

Uitingen van kunst en cultuur duiden in relatie tot de maatschappelijke, historische en geografische context waarin ze zich manifesteren.

16.4

De leerlingen brengen kunst- en cultuuruitingen in verband met de context waarin deze voorkomen.

Uitingen van kunst en cultuur beleven en de waardering ervoor duiden.

16.7

De leerlingen creƫren artistiek werk vanuit een afgebakende opdracht en de eigen verbeelding.

16.9

De leerlingen tonen hun artistiek werk aan de hand van elementaire presentatietechnieken.